Bussiness Models bij Groene Initiatieven
Op deze miezerige, regenachtige 7 februari was het tijd voor, alweer, de derde workshop. Koud van het fietsen kwamen de meeste mensen aan op de Ceuvel in Amsterdam Noord. Gelukkig was de kou snel weer vergeten door de heerlijke lunch die voor ons was bereid. Langzaam druppelde iedereen binnen en de sfeer zat er meteen goed in. Er werden handen geschud en er werd bijgepraat, de wetenschap ontmoette de praktijk.
Na de lunch stond iedereen te trappelen om aan de workshop in de Crossboat te beginnen. Moderator Natasja van den Berg heette iedereen welkom, waarna Melika en Fabi (Hogeschool van Amsterdam) het programma aftrapten. Ze gaven een inleiding op het onderzoek naar legitimiteit en schetsten hoe business modellen besluitvormingsprocessen bij multi-actor bottom-up initiatieven voor stadslandbouw en groen zouden kunnen ondersteunen. Uit het onderzoek moet blijken of het toepassen van deze modellen een goede basis kan zijn om besluitvorming voor dit soort initiatieven meer legitiem, in de zin van geloofwaardiger, te maken.
Aansluitend op de presentatie van Fabi en Melika ging Jeroen Kraaijenbrink (Hogeschool van Amsterdam) dieper in op businessmodellen. Hij gaf een korte inleiding op wat businessmodellen zijn en waarvoor ze worden gebruikt. Meer in detail besprak hij de inhoud van het business model Canvas en zijn zelf ontworpen Strategie Schets. Er is geen eenduidige definitie van businessmodellen. Iedere auteur voegt vaak zijn nieuwe definitie toe aan de toch al grote hoeveelheid bestaande definities. Kern is dat een businessmodel beschrijft wat een organisatie wil bereiken, welke waarde deze creëert, en voor en met wie en hoe een organisatie dit wil bereiken. Zo’n model bevat, zo werd ook in de discussie na de presentatie bevestigd, veel vragen die ook bij het maken van ruimtelijke plannen belangrijk zijn. Een businessmodel lijkt daarom op het eerste oog ook bruikbaar voor gebiedsontwikkeling. In het R-LINKonderzoek aan Hogeschool van Amsterdam zal worden geëxperimenteerd met het toepassen van (afgeleiden van) businessmodellen als communicatiemiddel in bottom-up ruimtelijke ontwikkelingsprojecten. Het doel is een tool te ontwikkelen waarin het format van een businessmodel geoptimaliseerd is voor het gebruik bij ruimtelijke, bottom-up ontwikkelingsvraagstukken.
Na Jeroen was Annius Hoonstra aan de beurt. Annius is adjunct directeur Gebiedsontwikkeling en Transformatie bij de dienst Grond & Ontwikkeling van Gemeente Amsterdam. Hij presenteerde de dilemma’s bij bottom-up initiatieven in de praktijk. Zijn presentatie leidde tot een levendige discussie over de rol van de overheid en burgers bij gebiedsontwikkeling en de ruimte die er is om bottom-up plannen te maken gezien de strategische ambities en uitdagingen van een stad als geheel. De rol van de ambtenaar die ver weg van de bureaus van de beleidsambtenaar met burgers en bedrijven in gesprek gaat, blijkt telkens weer een lastige. Annius toonde ons de lastige spagaat tussen enerzijds formele opdrachten en plannen vanuit het college en de raad en anderzijds soms goede en sympathieke plannen vanuit burgers. Hoe kan een ambtenaar zorgen dat de energie van burgers en bedrijven in de stad behouden blijft terwijl hij ook gehoor geeft aan formele opdrachten en daarbij burgers en bedrijven soms teleur moet stellen? Hier komt heel wat vakmanschap en communicatiekunst kijken. Deze discussie toont het belang van het R-LINK onderzoek aan Hogeschool van Amsterdam waarin een tool wordt ontwikkeld die ambtenaren kan helpen bij deze lastige governance-opgave.
In het laatste onderdeel gingen de groene initiatieven zelf aan de slag. De groep werd verdeeld over twee tafels met elk hun eigen case en businessmodel. Aan tafel één werd het Canvasmodel ingevuld voor de casus ‘de Boeletuin’. Coosje Dijkstra vertelde over hoe het er aan toegaat op deze tuin en beantwoordde vragen van de andere deelnemers. Aan tafel twee fungeerde Chandar van der Zande als expert om de Strategieschets van Noordoogst in te vullen. Over het algemeen waren de deelnemers positief over de inzichten en discussie die met behulp van de modellen werd gevoerd. Daarnaast leverde de exercitie goede leerpunten op voor het gebruik van deze twee modellen om een bottom-up ruimtelijk initiatief te beschrijven.
Belangrijkste leerpunten:
- Businessmodellen als deze hebben een vertaalslag nodig om in een ruimtelijke context en bij bottom-up projecten bruikbaar te zijn. Vooral de wijze waarop de elementen met elkaar samenhangen en wat dit voor impact heeft op een gebiedsontwikkeling kan beter zichtbaar gemaakt worden.
-
De toepassing van de tool dient nog scherper te worden neergezet. Tijdens de discussie kwam naar voren dat aanwezigheid van dynamische processen op verschillende schaalniveaus en in tijd het moeilijk maakt om een statisch model als dit in te vullen. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor de toolontwikkeling.
-
De modellen geven wel goed inzicht in motivaties en kunnen helpen te begrijpen waarom actoren in bepaalde gevallen wel of juist niet tot handelen overgaan. Ze geven handvatten om zicht te krijgen op de ‘motoren’ achter een initiatief.
Tijdens de interactieve sessie gingen de deelnemers in op een case om inzicht te krijgen in het model en de toepassing er van in een gebiedsontwikkeling. Op dit moment leent het zich vooral nog als communicatietool. Voordat een model als in de workshop gebruikt kan worden ingezet als ondersteunende tool voor een discussie met uiteenlopende belanghebbenden met mogelijk conflicterende belangen moet nog een flinke slag gemaakt worden. In het onderzoek zal learning-by-doing centraal staan. Op basis van verschillende sessies met belanghebbenden in de cases en reflectie daarop ontwikkelen we de in deze workshop gebruikte modellen door tot een model dat geschikt is voor gebruik bij bottom-up ruimtelijke projecten. De workshop van 7 februari vormde hierin de eerste stap. Voor de partners heeft het vooral meer inzicht opgeleverd in het doel van het onderzoek en wat zij er voor hun eigen organisatie uit kunnen halen En de onderzoekers hebben inspirerende ideeën gekregen voor verder ontwikkelen van de tool in het onderzoek. Op basis van de input van de partners wordt in de komende periode het case-onderzoek naar de groene initiatieven verder uitgevoerd.